article banner
Healthcare

Gemeenten moeten hun inwoners rechtszekerheid bieden bij huishoudelijke ondersteuning

Walter van Nieuwkoop

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Hugo de Jonge, stelt in zijn brief van 12 april 2019 aan de Tweede Kamer dat, na de analyse van de uitspraken van de hoogste bestuursrechter, maatregelen nodig zijn voor het waarborgen van de rechtszekerheid van cliënten bij huishoudelijke ondersteuning. Daarin adviseert hij de gemeenten hun lokale beleid en uitvoering zoveel mogelijk in lijn te brengen met de voorgenomen wetswijziging, waardoor de rechtszekerheid gewaarborgd is. 

De nieuwe wet is in de maak: wat gaat er veranderen?

Gemeenten moeten hun inwoners zo passend mogelijk ondersteunen en hebben daar met de Wmo 2015 voldoende beleidsruimte voor. Daarin hebben zij keuzevrijheid, maar die vrijheid mag nooit afbreuk doen aan de rechtszekerheid die de inwoners toekomt wanneer zij de zorg nodig hebben. Wanneer er beschikt wordt in uren per periode, is de rechtszekerheid gewaarborgd. Wanneer er beschikt wordt op resultaat, is dat nu nog niet het geval.
Dat wordt met de nieuwe wet gewaarborgd. De minister stelt de volgende maatregelen:

  • De cliënt en de zorgaanbieder bepalen gezamenlijk het ondersteuningsplan wat onderdeel wordt van de door de gemeente bepaalde en af te geven beschikking. In het ondersteuningsplan staat concreet wat de cliënt van de huishoudelijke ondersteuning mag verwachten en de gemeente controleert of de uitvoering van voldoende kwaliteit is. Het normenkader dat bij het resultaat hoort, moet objectief opgesteld zijn door een onafhankelijke derde, rekening houden met de lokale afwegingen en ondergebracht worden in de gemeentelijke beleidsregels.
  • Eveneens dienen gemeenten in hun vastgestelde en openbare beleid duidelijk aan te geven of er beschikt wordt in uren of in resultaat, waarbij ook duidelijk is bij wie de cliënt terecht kan als hij het niet eens is met de invulling van de beschikking en/of de uitvoering niet voldoet aan het afgesproken ondersteuningsplan. Hierdoor zijn zowel gemeente als zorgaanbieder verantwoordelijk voor het behalen van de resultaten. Steeds meer gemeenten werken met resultaatgerichte beschikkingen, waardoor de cliënt in overleg met de zorgprofessional bepaalt wat er aan zorg nodig is. Dat zorgt voor maatwerk, flexibiliteit en een focus op resultaat. De zorgaanbieder heeft hierin een sleutelrol en de communicatie tussen de zorgaanbieder en de cliënt zijn hierin cruciaal. Niet alleen voor het opstellen van het (maatwerk) ondersteuningsplan, maar ook bij het monitoren van de cliënttevredenheid. Het vereist flexibiliteit van de zorgaanbieder om met de focus op het resultaat maatwerk te bieden aan de cliënt. Door de gerichtheid op inhoud krijgt de zorgaanbieder een belangrijkere rol in het gemeentelijk zorglandschap.

Waarom heeft de minister dit bepaald: wat speelde er?

Een inwoner van een gemeente met een indicatie voor huishoudelijke ondersteuning tekent bezwaar aan, omdat de gemeente zijn beschikking in uren had omgezet in een beschikking voor een te behalen resultaat. Bij een resultaatgerichte beschikking bepaalt de zorgaanbieder hoe de uitvoering plaatsvindt en legt dat vast in een leveringsplan. In dit leveringsplan wordt per ruimte in de woning vermeld door wie welke werkzaamheden verricht worden en met welke frequentie dat gebeurt. Wat hieraan ontbreekt, is de tijd die per activiteit nodig is en de totale tijd voor het uitvoeren van alle activiteiten. Door deze aanpassing vervalt zijn rechtszekerheid op het in eerste instantie beschikte aantal uren zorg. Echter, de rechtbank bepaalt dat het leveringsplan voldoende inzicht geeft over de concrete invulling van werkzaamheden en het te bereiken resultaat. De inwoner is het er niet mee eens en gaat in hoger beroep. Daar wordt aangevoerd dat het college ten onrechte niet bepaald heeft wat de omvang van de beschikte huishoudelijke ondersteuning is en dat de zorgaanbieder de omvang niet tussentijds kan wijzigen. Ook is de inwoner het niet eens met de door de zorgaanbieder bepaalde omvang in uren, die niet gebaseerd is op een objectieve maatstaf. Ook grijpt de gemeente niet in wanneer uit onderzoek door de GGD blijkt dat de zorgaanbieder de werkzaamheden niet goed uitvoert en daardoor niet voldoet aan het overeengekomen leveringsplan. Het hoger beroep heeft zin, want op 8 oktober 2018 beslist de voorzieningenrechter onder andere dat de inwoner per week 5,5 uur huishoudelijke ondersteuning krijgt. Uiteraard heeft dit gevolgen.

De gevolgen van deze zaak

Het besluit in deze zaak is van invloed op het beleid van gemeenten voor huishoudelijke ondersteuning, waardoor de minister in november 2018 in een Kamerstuk aangeeft de gemeenten concreter te zullen informeren en adviseren over de mogelijk noodzakelijke vervolgstappen. Hij is daarbij in afwachting van de uitspraak van een vergelijkbare casus. Hij geeft in het Kamerstuk onder andere het volgende aan:
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de betreffende gemeente in strijd heeft gehandeld met het rechtszekerheidsbeginsel door niet in de beschikking of het leveringsplan het aantal uren huishoudelijke ondersteuning te benoemen waar de cliënt recht op heeft. Evenmin heeft de zorgaanbieder de cliënt hierover geïnformeerd. Daarnaast oordeelt de Centrale Raad van Beroep, met een verwijzing naar haar uitspraken uit mei 2016, dat beleidsregels gebaseerd dienen te zijn op objectieve criteria, steunend op deugdelijk onderzoek.

En hij vervolgt: “Ik hecht eraan te benadrukken dat het voor de cliënt op dit moment het belangrijkste is dat de zorg en ondersteuning gewaarborgd blijft”.

In de nieuwe wet wordt de rechtszekerheid óók gewaarborgd bij een resultaatgerichte beschikking. En dat is goed nieuws.

Actualiteiten