Op deze pagina lees je alles over het Omnibus-wetsvoorstel van de Europese Commissie.

Dit sluit aan bij een breder politiek sentiment dat tegenwind biedt aan ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid. Daarbij draait het vooral om de lastenverlichting voor bedrijven qua rapportage en de concurrentiepositie die met duurzaamheidsrapportage in het geding zou kunnen komen. In publieke discussies lijkt er echter weinig aandacht voor de andere kant van het verhaal, namelijk de waarde en het belang van duurzaamheid voor bedrijven zelf, en de verantwoordelijkheid die bedrijven daarin zouden moeten nemen.
Dat belang blijkt nog maar eens extra uit het recente voorpagina-artikel van het FD over onverzekerbare waterschade. De tegenstelling kan bijna niet groter; verzekeraars geven duidelijk aan dat klimaatverandering nu al leidt tot onverzekerbare schade en dus impact gaat hebben op onder meer bouwplannen. Tegelijkertijd steggelt Europa er nu over of de verplichting voor bedrijven om zich op dit soort ontwikkelingen voor te bereiden via een klimaattransitieplan nog wel nodig is, of dat zelfs enkel het opstellen – en niet eens implementeren – voldoende is. We hebben op deze wijze echter meer voorbeelden gezien waaruit blijkt dat het belang voor bedrijven heel groot kan zijn om iets wél te doen, ook als wetgeving ze hier niet toe verplicht. Denk aan verstoringen in de waardeketen of toeleveringsketen, zoals recent in de chipindustrie of de uitdagingen in de kledingketen die aan bod kwamen vorige week rond Shein. Ongeacht of dit gevat is in Europese rapportage- of due diligence regels, zijn deze onderwerpen van groot belang voor bedrijven om in kaart te hebben gebracht én geïntegreerd te hebben in hun besluitvorming. Dit alles is niet alleen relevant voor bedrijfscontinuïteit, maar ook vanuit het perspectief van risicomanagement en reputatie. Door deze risico’s tijdig te identificeren en te integreren in de strategische besluitvorming, kunnen bedrijven robuuster opereren in een steeds grilliger wereld. Voor duurzaamheidsonderwerpen is dat niet anders.
Ook vanuit de toezichthouders in de financiële sector komen duidelijke signalen dat duurzaamheid beter geïntegreerd moet worden in risicomodellen en in kredietverlening. Oftewel, voor het verkrijgen van krediet, op zichzelf of onder gunstiger voorwaarden, wordt het steeds belangrijker dat een bedrijf kennis van de impact van klimaatverandering op hun bedrijf kan aantonen, evenals dat er inzicht gegeven wordt in eventuele mitigerende maatregelen die worden genomen op dit vlak. In een klimaattransitieplan zet een bedrijf uiteenzet wat relevante klimaatrisico’s zijn en hoe zij klimaatdoelstellingen in de strategie en bedrijfsvoering van het bedrijf integreren om voorbereid te zijn op een economie waar minder uitstoot de norm is. Een klimaattransitieplan implementeer je niet op omdat Brusselse politici dat dicteren, maar omdat het van essentieel belang is voor het voortbestaan van het bedrijf.
Dat dit een probleem van nu is en niet van later, blijkt uit voorbeelden in andere landen waar klimaatrisico nu al leidt tot onverzekerbaarheid, of hele hoge premies als gevolg van klimaatrisico’s. De woningen in Florida zijn haast onverzekerbaar geworden vanwege de impact van klimaatverandering op de staat. Dit heeft niet alleen serieuze impact op inwoners, maar ook op bedrijven, hun businessmodel en waardecreatie op lange termijn. Dit kan niet enkel onder een separaat kopje ‘duurzaamheid’ worden afgedaan in de jaarlijkse rapportage, maar dient geïntegreerd te worden in besluitvorming.
Ons pleidooi is feitelijk heel eenvoudig; het analyseren en nadenken over duurzaamheidsrisico’s, impacts en kansen is onderdeel van normale, gezonde bedrijfsvoering en is actueler dan ooit. Of je bedrijf nu groot of klein is, internationaal of nationaal actief en wel of niet in scope is van enige Brusselse wetgeving. Het is altijd verstandig om duurzaamheidsaspecten te integreren in de analyse van de risico’s en kansen van het bedrijf. Dat is niet alleen van belang voor een bredere groep aan stakeholders, maar ook voor het bedrijf en de aandeelhouders zelf. Mocht daaruit blijken dat het bedrijf volledig in control is op dit vlak, mooi. Mocht blijken dat aanvullende actie nodig is, doe dat dan. Op eenzelfde wijze als bedrijven gestructureerd na moeten denken over hun (toekomstige) financiële positie, moeten ze dit ook doen over hun maatschappelijke, ecologische en ketenpositie. Daar zou Brusselse wetgeving niet voor nodig moeten zijn; dat noemen we normale, gezonde bedrijfsvoering.